De 10 belangrijkste gebaren tijdens het fietsen in groep

Bron: SPORZA (op de Sporza-website vind je ook video’s voor elk gebaar)

Wie in groep rijdt, kent best de codes van het peloton waardoor de tocht heel wat veiliger wordt. Wij zetten de belangrijkste gebaren even op een rij.

1. Richting aangeven

Dit is het meest voor de hand liggende gebaar, dat elke fietser al heeft gebruikt: je hand uitsteken en zo de richting aangeven waar je naartoe wil. In groep is dat niet anders. Degene die vooroprijdt, is vaak ook degene die de route kent en aangeeft welke kant het opgaat. Het gebaar wordt dan overgenomen door de rest van de groep, zodat iedereen weet dat er ergens afgeslagen wordt. De fietsers voorop kunnen nog duidelijker zijn door een zwaaibeweging te maken naar de richting waar de route heen gaat. Zo is het over de helmen heen ook goed te zien.

2. Paaltje(s)!

Het wegennet in Vlaanderen staat vol straatmeubilair en obstakels om bijvoorbeeld autoverkeer tegen te houden of baanvakken van elkaar te scheiden. Dit kan gevaarlijke situaties opleveren voor groepen wielrenners. Vaak zien enkel de eerste renners het paaltje en weten ze waar het zich bevindt op de rijweg. Daarom is het belangrijk om dit aan te geven met een wijzend gebaar en dit te blijven doen tot je er voorbij bent. Het wijzen wordt gecombineerd met de kreet “Paalke(s)!”. Zo weet iedereen die volgt dat er een paaltje aan zit te komen en waar het zich bevindt. In sommige gevallen staan er twee paaltjes aan beide kanten van de weg, dan wordt er uiteraard twee keer gewezen en waar nodig “twee kanten!” aan de kreet toegevoegd.

3. Uitwijken

Dit gebaar is niet bedoeld om een stinkende scheet voor de achtervolgers te verdoezelen, maar wel om aan te geven dat er moet uitgeweken worden voor een naderend object. Bijvoorbeeld als er een auto deels op het fietspad staat geparkeerd. De renner die op kop rijdt, beweegt zijn hand in zijwaartse beweging naast zijn rechterheup of achter zijn billen langs. Meestal gebeurt dit met de wijs- en ringvinger of met de volledige vlakke hand. Het lijkt dus wat op iemand die een stinkende scheet wil wegwuiven. Dit gebaar wordt ook veel gebruikt om als groep andere fietsers in te halen of het uitwijken voor tegenliggers aan te geven. In dit laatste geval wordt er gewuifd met de linkerhand. Dit is een belangrijk gebaar om een botsing te voorkomen.

4. Overpakken

Iedere toerist heeft het al eens meegemaakt. Je vlamt tegen de wind in op één of andere dijk langs een rivier. Je zit knus op de tweede rij uit de wind en opeens maakt de renner voor je een beweging met z’n elleboog. Als iemand dit doet, dan wil hij of zij dat je overneemt. Wanneer er niet aan dit verzoek wordt voldaan, zal de renner dezelfde beweging nog een keer maken of zelfs twee keer achter elkaar. Als je dit ziet, dan betekent het dus dat het jouw beurt is om op kop te rijden. Neem je niet over? Dan is de kans groot dat je voor de rest van je wielercarrière als “plakker” of “wieltjeszuiger” zal worden uitgemaakt.

5. Vertragen

Wie op kop van een groep rijdt, heeft het beste overzicht over de hele verkeerssituatie. Hij of zij kan het best anticiperen op wat er gebeurt. Als er een gevaarlijk situatie in zicht is, kan hij of zij zich oprichten en met de vlakke hand, ter hoogte van de knie, op en neer een “kalmerende” beweging maken. Dit is het teken voor de groep om vaart te minderen. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de groep een gevaarlijk kruispunt, een wegversmalling of een drukke verkeerssituatie nadert. Belangrijk: bij dit gebaar wordt enkel vertraagd en niet gestopt.

6. Wijzen

De wegen in Vlaanderen zijn jammer genoeg niet allemaal vers gegoten asfalt. Naast betonbanen en kasseistroken is het wegennet bezaaid met putten, putdeksels, afval, modder en zelfs glas. Om te voorkomen dat iemand hierin rijdt, lek rijdt of uitschuift over een nat putdeksel is het belangrijk om deze gevaren aan te wijzen. De eersten die het probleem zien wijzen het potentiële gevaar aan zodat de achtervolgers het opmerken en het op hun beurt ook aanduiden.

7. Ronddraaien

Dit is een gebaar dat je niet vaak zal zien in een groot peloton, maar eerder in een groepje renners die al wat koerservaring hebben. Wanneer het tempo hoog ligt in de groep en niet iedereen zijn kopbeurt goed uitvoert of helemaal niet op kop komt, kan het zijn dat een aantal renners zich daaraan beginnen te ergeren. Als deze geërgerde renner van kop gaat, kijkt hij achterom en maakt hij een draaiende beweging met zijn wijsvinger. Hiermee wordt aangegeven dat het belangrijk is dat de groep gaat “ronddraaien” en iedereen even op kop komt. Zo blijft het tempo hoog en werkt de groep samen. Dit gebaar zie je vaak in koersscenario’s en zelden tijdens gewone toertochten.

8. De kip

Dit gebaar wordt gemaakt om obstakels aan te geven waar je als groep overheen moet zoals een verkeersdrempel of rubberen snelheidsremmers. Veel renners doen dan een bunnyhop met de fiets om de impact te vermijden. Daarvoor is het wel nodig dat heel de groep weet dat er een verkeersdrempel aan zit te komen. De voorste renners kunnen dit aangeven door tegelijkertijd hun beide ellebogen tweemaal van voren naar achteren te bewegen. Dit lijkt het meeste op een imitatie van een kip.

9. De halve kip

Misschien heb je het al eens meegemaakt als je in groep rijdt: de renner voor je gaat op de pedalen staan om zijn of haar benen te strekken en zakt hierdoor een fractie van een seconde terug in snelheid. Als je dan dicht op elkaar rijdt, kan het zomaar gebeuren dat je tegen elkaars wiel rijdt. Om te voorkomen dat je de volgende keer niet meer welkom bent bij de groepsrit, is het goed om te weten hoe je kan laten weten aan de mensen achter je dat je even gaat rechtstaan. Doe dan de halve kip. Dat is dezelfde beweging zoals we in puntje 8 beschreven, maar dan één enkele keer. Op de wielerpiste wordt dit gebaar vervangen door even met je rechterhand op je bips te kloppen.

10. Stoppen

Als de hele groep moet stoppen, dan steekt de renner die op kop rijdt zijn hand gewoon in de lucht. De rest van de groep kan dit gewoon overnemen zodat iedereen weet dat er gestopt moet worden. Uiteraard wordt dan vaak “stoppen” of “hoooo” geroepen.

Roepen in groep

Als je in groep fietst, dan wordt er gedurende de rit heel wat afgeroepen. Dat lijkt op het eerste gezicht asociaal, maar dat heeft wel degelijk een functie. Als je met een relatief hoge snelheid rijdt, is het, met al het geruis van wielen en wind, niet altijd evident om elkaar te verstaan. Daarom worden veel van de handgebaren vergezeld van een kreet. “Paalke” en “stoppen” hadden we al vermeld maar ook “tegenligger” , “autóóó” (voor en achter), “putteke”, “glas”…behoren tot het vaste repertoire. Door te roepen blijft iedereen ook alert en worden gevaarlijke situaties vermeden.